Klokkenluidersregeling

 

 

 

 

 
 

 

Klokkenluidersregeling

Lees voor

Deze procedure beschrijft de klokkenluiders regeling die de NSDSK als organisatie beschreven heeft ten aanzien van een vermoeden van een misstand.

Artikel 1: Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  1. werknemer: de werknemer die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht of heeft verricht dan wel degene die anders dan uit hoofde van een arbeidsovereenkomst arbeid verricht of heeft verricht ten behoeve van een zorgorganisatie.
  2. een vermoeden van een misstand: het vermoeden van een werknemer dat binnen de NSDSK waarin hij/zij werkt of heeft gewerkt of bij een andere (zorg)organisatie indien hij/zij door zijn/haar werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover: 

a)         het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of andere organisatie, en  
b)        het maatschappelijk belang in het geding is bij:

i.             een (dreigende) schending van een wettelijk voorschrift, waaronder een (dreigend) strafbaar feit,
ii.            een (dreigend) gevaar voor de volksgezondheid,
iii.            een (dreigend) gevaar voor de veiligheid van personen,
iv.            een (dreigend) gevaar voor de aantasting van het milieu,
v.            een (dreigend) gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van                                      een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten,
vi.            een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen,
vii.            een (dreigende) verspilling van maatschappelijke/collectieve middelen,
viii.            een (dreiging van) het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over de onder i tot

en                                  met vii  genoemde feiten;

  1. melder: de werknemer die conform deze regeling een melding van een vermoeden van een  misstand doet;
  2. Raad van Bestuur: degene(n) die is (zijn) benoemd als (lid van) het bestuur van de zorgorganisatie;
  3. Raad van Toezicht: degenen die zijn benoemd als lid van de Raad van Toezicht van de zorgorganisatie;
  4. vertrouwenspersoon: diegene die door de Raad van Bestuur is aangewezen om als zodanig voor de zorgorganisatie te fungeren en van wie intern bekend is gemaakt dat hij of zij als zodanig fungeert; dit kan een interne en/of externe vertrouwenspersoon zijn.
  5. Huis: Huis voor klokkenluiders als bedoeld in artikel 1 sub a van de Wet Huis voor klokkenluiders;
  6. Afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders: de afdeling advies van het Huis, bedoeld in artikel 1 sub c van de Wet Huis voor Klokkenluiders;
  7. Afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders: de afdeling onderzoek van het Huis, bedoeld in artikel 1 sub c van de Wet Huis voor Klokkenluiders.
  8. Onderzoekers: door de RVB of RVT benoemd om een misstand of melding te onderzoeken.

Artikel 2: Informatie, advies en ondersteuning voor de werknemer c.q. melder

  1. De werknemer c.q. de melder kan de externe vertrouwenspersoon in vertrouwen raadplegen over een vermoeden van een misstand. De melder kan de interne vertrouwenspersoon raadplegen, deze zal de melder doorverwijzen naar de externe vertrouwenspersoon.  Zowel de interne als de externe vertrouwenspersoon hebben geheimhoudingsplicht.
  2. De gegevens van de externe vertrouwenspersoon zijn: Pepita David, telefoon 06-34348288, email: p.david@planet.nl, website: www.david-vanwezel.com.
  3. Ter zake het vermoeden van een misstand kan de werknemer c.q. de melder de vertrouwenspersoon verzoeken om informatie, advies en ondersteuning inzake het vermoeden van een misstand
  4. Ter zake het vermoeden van een misstand kan de werknemer c.q. de melder de Afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders verzoeken om informatie, advies en ondersteuning inzake het vermoeden van een misstand. Het Huis voor Klokkenluiders is bereikbaar op 088 -371 30 30 of per mail op advies@huisvoorklokkenluiders.nl.

Artikel 3 : Interne melding

  1. Tenzij sprake is van een uitzonderingsgrond als bedoeld in Artikel 7 lid 2 van deze regeling, dient de melder de melding van een vermoeden van een misstand intern te melden bij de Voorzitter van de Raad van Bestuur a.i. N. Bleijenberg te bereiken op nbleijenberg@nsdsk.nl volgens de in deze regeling beschreven interne procedure.
  2. Indien de melding van een vermoeden van een misstand het functioneren en/of het handelen van de Raad van Bestuur betreft, vindt deze plaats aan de Voorzitter van de Raad van Toezicht van de NSDSD, Paul van der Velpen te bereiken op pvelpen@xs4all.nl
  3. De melder kan het vermoeden van een misstand ook intern melden via de externe vertrouwenspersoon van de NSDSK.

Artikel 4:  Vastlegging van de interne melding

  1. De melder doet de melding bij voorkeur schriftelijk (c.q. per email) bij de Voorzitter van de Raad van Bestuur, en in geval lid 2 van artikel 3 van toepassing is, de Voorzitter van de Raad van Toezicht.
  2. Indien de melder de melding van een vermoeden (deels) mondeling doet bij de Voorzitter van de Raad van Bestuur, en in geval lid 2 van artikel 3 van toepassing is, de Voorzitter van de Raad van Toezicht, draagt deze, in overleg met de melder, zorg voor een schriftelijke vaststelling hiervan en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt van de schriftelijke vastlegging een afschrift.
  3. De Voorzitter van de Raad van Bestuur respectievelijk van de Raad van Toezicht stuurt binnen één week na ontvangst van de melding een ontvangstbevestiging aan de melder. In de ontvangstbevestiging wordt gerefereerd aan de oorspronkelijke (mondelinge) melding.
  4. Indien de melder de melding van een vermoeden van een misstand doet via de externe vertrouwenspersoon, stuurt de vertrouwenspersoon de melding, in overleg met de melder en op de wijze zoals met de melder is overeengekomen, door naar de Raad van Bestuur, en in geval lid 2 van artikel 3 van toepassing is, de Voorzitter van de Raad van Toezicht, met vermelding van de ontvangstdatum. Indien de melder de melding van een misstand (deels) mondeling doet, draagt de vertrouwenspersoon, in overleg met de melder, zorg voor een schriftelijke vastlegging hiervan, en legt deze vastlegging ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt van de melding en de schriftelijke vastlegging hiervan een afschrift.

Artikel 5:  Vertrouwelijkheid melding en identiteit van de melder

  1. De Raad van Bestuur, respectievelijk de Raad van Toezicht en/of de vertrouwenspersoon draagt/dragen er zorg voor dat de informatie over de melding zodanig wordt bewaard dat deze fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor degenen die bij de behandeling van de melding betrokken zijn.
  2. Al degenen die bij de behandeling van een melding betrokken zijn, maken de identiteit van de melder niet bekend zonder uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de melder en gaan met de informatie over de melding vertrouwelijk om.
  3. Indien het vermoeden van een misstand is gemeld via de externe vertrouwenspersoon en de melder geen toestemming heeft gegeven zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de  externe vertrouwenspersoon en stuurt de externe vertrouwenspersoon dit onverwijld door aan de melder.

Artikel 6:  Standpunt

  1. Nadat de melding is gedaan, verricht de Raad van Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht een zorgvuldig onderzoek naar het gemelde vermoeden van een misstand. Tijdens het onderzoek zal de Raad van Bestuur de melder horen.
  2. Indien de melder de melding bij de externe vertrouwenspersoon heeft gedaan en de melder zijn of haar identiteit niet bekend wil maken, dan kan de Raad van Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht haar vragen schriftelijk aan de melder stellen via de externe vertrouwenspersoon. De externe vertrouwenspersoon zal de vragen doorgeleiden aan de melder die de vragen schriftelijk en  anoniem kan beantwoorden. Vervolgens zal de externe vertrouwenspersoon de antwoorden op de vragen anoniem doorgeleiden aan de Raad van Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht.
  3. Binnen een periode van acht weken vanaf het moment van de interne melding, wordt de melder door de Raad van Bestuur respectievelijk door de Raad van Toezicht of de externe  vertrouwenspersoon schriftelijk op de hoogte gesteld van het inhoudelijk standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een missstand. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de interne melding heeft geleid. Het standpunt wordt geformuleerd met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de te verstrekken (bedrijfs)informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, zoals privacyregelgeving.
  4. De Raad van Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht zal in een gesprek met de melder dan wel de externe vertrouwenspersoon het inhoudelijke standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand toelichten en de melder in staat stellen hier op te reageren.
  5. Als het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, wordt de melder door de Raad van Bestuur respectievelijk door de Raad van Toezicht of door de externe vertrouwenspersoon hiervan voor het verstrijken van de periode van acht weken schriftelijk in kennis gesteld. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Deze aanvullende termijn mag maximaal vier weken bedragen.

Artikel 7: Externe melding

  1. De melder kan na het doorlopen van de procedure inzake de interne melding als bedoeld in artikel 3 en 6 een redelijk vermoeden van een misstand extern melden, indien:
  2. de melder het niet eens is met het standpunt als bedoeld in artikel 6 en van oordeel is dat het vermoeden van een misstand ten onrechte terzijde is gelegd en dit in lijn met artikel 6 lid 4 aan de Raad van Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht heeft laten weten;
  3. de melder het niet eens is met de wijze waarop de werkgever zich jegens de melder heeft gedragen naar aanleiding van een melding van een vermoeden van een misstand en dit in lijn met artikel 6 lid 4 aan de Raad van Bestuur respectievelijk de Raad van Toezicht heeft laten weten.
  4. de melder geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijn(en) als bedoeld in artikel 6 leden 3 en 5.
    1. De melder kan direct een externe melding doen van een vermoeden van een misstand indien het eerst doen van een interne melding in redelijkheid niet van hem kan worden gevraagd. Dat is in ieder geval aan de orde indien dit uit enig wettelijk voorschrift voortvloeit of sprake is van:
    2. acuut gevaar, waarbij een zwaarwegend en spoedeisend maatschappelijk belang onmiddellijke externe melding noodzakelijk maakt;
    3. een redelijk vermoeden dat één of meerdere leden van de Raad van Bestuur en één of meerdere leden van de Raad van Toezicht binnen de organisatie van de werkgever bij de vermoede misstand betrokken zijn;
    4. een situatie waarin de melder in redelijkheid kan vrezen voor tegenmaatregelen als gevolg van de interne melding;
    5. een duidelijk aanwijsbare dreiging van verduistering of vernietiging van bewijsmateriaal;
    6. een eerdere melding overeenkomstig de procedure van dezelfde misstand, die de misstand niet heeft weggenomen;
    7. een wettelijke plicht tot directe externe melding.
      1. De melder kan de externe melding doen bij een externe derde. Daarbij geldt dat de melding van het vermoeden van een misstand plaats dient te vinden aan die externe derde/externe instantie binnen het sociaal domein die daarvoor naar redelijk oordeel het meest in aanmerking komt. De melder houdt enerzijds rekening met de effectiviteit waarmee die externe derde kan ingrijpen en anderzijds met het belang van de organisatie bij een zo gering mogelijke schade als gevolg van dat ingrijpen. Onder externe derden wordt in ieder geval verstaan:
      2. een instantie die belast is met de opsporing van strafbare feiten;
      3. een instantie die is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift
      4. een andere daartoe bevoegde instantie waar het vermoeden van een misstand kan worden gemeld, waaronder de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders.

 Artikel 8:  Rechtsbescherming melder

  1. De melder van een vermoeden van een misstand die te goeder trouw zowel in formeel als in materieel opzicht zorgvuldig handelt, wordt in zijn rechtspositie beschermd. Hieronder wordt verstaan dat de melder door of vanwege zijn of haar melding van een vermoeden van een misstand op geen enkele wijze wordt benadeeld in zijn rechtspositie jegens de NSDSK.
  2. Rechtspositionele besluiten, indien en voor zover deze verband houden met de melding van een redelijk vermoeden van een misstand die in ieder geval onder de in lid 1 bedoelde rechtsbescherming vallen, zijn besluiten gericht op het:
  3. verlenen van ontslag, anders dan op eigen verzoek;
  4. tussentijds beëindigen of het niet verlengen van een tijdelijk dienstverband;
  5. niet omzetten van een tijdelijk dienstverband in een vast dienstverband;
  6. verplaatsen of overplaatsen of het weigeren van een verzoek daartoe;
  7. treffen van een disciplinaire maatregel;
  8. onthouden van salarisverhoging;
  9. onthouden van promotiekansen;
  10. afwijzen van verlof.

Wanneer de melder tegen bovenstaande zaken aanloopt, kan hij/zij terugvallen op de volgende regelingen binnen de NSDSK:

  • * ongewenst gedrag, hierbij kan de melder terugvallen op zowel de interne als externe vertrouwenspersoon.
  • klachtenregeling NSDSK
  1. Van formeel zorgvuldig handelen is sprake indien:
  2. de melder de desbetreffende feiten eerst intern aan de orde heeft gesteld als bedoeld in Artikel 3, tenzij dat in redelijkheid niet van hem/haar kon worden gevergd zoals voorzien in deze regeling;
  3. de melder bij externe melding zoals voorzien in deze regeling de feiten op een passende en evenredige wijze bekend maakt.
    1. Van materieel zorgvuldig handelen is sprake indien:
    2. de melder een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden heeft dat de betreffende feiten juist zijn;
    3. de externe bekendmaking een maatschappelijk belang betreft als bedoeld in Artikel 1 lid 2 onder b in het geding is;
    4. het belang van externe bekendmaking in maatschappelijk opzicht prevaleert boven het belang van de zorgorganisatie bij geheimhouding.

Artikel 9:  Slotbepalingen

  1. Deze regeling treedt in werking op 1 mei 2017.
  2. Deze regeling wordt algemeen bekend gemaakt en is te vinden de Werkwijzer.
  3. Vanaf het moment van inwerkingtreding is Pepita David als externe vertrouwenspersoon ten behoeve van deze regeling benoemd.

 

 

Contact

 

NSDSK Algemeen

    020-5745945

    nsdsk@nsdsk.nl

   Lutmastraat 167
1073 GX Amsterdam

 

Audiologisch Centrum
Holland Noord

    072-5141050

    achn@nsdsk.nl

   De Vliegerstraat 1a
1816 KD Alkmaar

 

 

Spraaktaalcentrum
Amsterdam Noord
   020-5745920
   stan@nsdsk.nl
   Noordeinde 124B
1121 AL Landsmeer

 

Spraaktaalcentrum
Amsterdamse Poort

   020-2382571

   stap@nsdsk.nl

   Hofgeest 343
1102 ER Amsterdam

 

 

Volg ons op