Op weg naar de oratie: wat geeft nichtje Marissa mee?

Lees voor
NSDSK collega Evelien Dirks is benoemd tot bijzonder hoogleraar Early Development and Intervention in Deaf and Hard of Hearing Children bij Tilburg University.  De leerstoel is ingesteld door de NSDSK.  Op 10 oktober spreekt ze haar rede uit. In de aanloop naar 10 oktober gaat Evelien in gesprek met verschillende mensen uit haar omgeving. Wat vinden zij belangrijk en wat moet Evelien in haar achterhoofd houden voor de leerstoel de komende jaren?  Deze keer: Marissa de Visser, haar nichtje.

Marissa is 28 jaar en vanaf geboorte slechthorend. Ze draagt aan één oor een hoortoestel, aan de andere kant een CI. Die kreeg ze op haar 18e. ‘Daar ben ik nog steeds zo blij mee. Ik ben dingen gaan horen die ik nooit echt heb gehoord. Fluitende vogels bijvoorbeeld. En ik hoor het nu als de kraan openstaat.’ Ze werkt bij de fraudeafdeling van een bank. ‘Ik wilde vroeger bij de politie werken, maar dat ging niet vanwege mijn gehoor. Nu vang ik op een andere manier boefjes, dus dat is leuk,’ vertelt ze lachend. Marissa heeft twee zusjes die ook doof zijn. De jongste kreeg toen ze anderhalf jaar oud was al een CI. ‘Ik had mijn CI ook wel op jongere leeftijd  willen hebben, maar dat kon toen nog niet.’  

Marissa is het nichtje van Evelien en de grote inspiratiebron voor Eveliens carrière. Marissa was net geboren toen Evelien haar scriptie voor haar studie ontwikkelingspsychologie schreef – die scriptie ging over de sociaal-emotionele ontwikkeling van dove en slechthorende kinderen. Het was de start van een mooie loopbaan vol onderzoeken en projecten rondom dove en slechthorende kinderen.  

Evelien: ‘Ik doe veel onderzoek rondom de ontwikkeling van jonge dove en slechthorende kinderen, van 0 tot 6 jaar, en hun ouders. Die leerstoel is er nu. Waar moet ik volgens jou echt aandacht voor hebben de komende tijd? 

Marissa: ‘Ik denk dat het belangrijk is om de ontwikkeling van kinderen te blijven monitoren. Niet alleen vanaf jongs af aan, maar juist ook als ze ouder zijn. Ik was me er als jong kind niet echt bewust van dat ik slechthorend was en voelde me net als de rest, maar die verschillen werden duidelijker toen ik ouder werd. Dan kan ook onzekerheid opspelen. In mijn puberjaren zat ik echt niet altijd lekker in mijn vel, was boos dat het mij moest overkomen. Dan heb ik het dus wel over een latere leeftijd dan de 0 tot 6 jaar waar jij je op gaat focussen.’ 

Evelien: ‘Ja, maar het is denk ik ook goed om te weten wat iemand ervaart die 18 of 20 is, want dan weet je wat je in die jonge jaren nog meer kan doen om daar rekening mee te houden. We zijn nu bezig met een onderzoek ‘Hello 20’, daar volgen we dove en slechthorende kinderen vanaf geboorte tot hun 20ste, dus dat sluit hier wel bij aan. Maar ik hoor je zeggen dat je het als puber lastig had: wat had geholpen? Zou je ergens voor open staan op die leeftijd?’ 

Marissa: ‘Misschien kun je kinderen op jongere leeftijd al begeleiding geven. Hoe ga je met bepaalde situaties om? Mijn ouders steunden me, maar zij weten niet hoe het is om minder te horen dus konden me daar niet bij helpen. Die begeleiding kan al in de jonge jaren: een eigen identiteit ontwikkelen, het ook hebben over de tegenslagen die je kan verwachten. Ik kan me niet herinneren dat het ooit ging over klasgenoten die je uitlachen of hoe mensen omgaan met de tolk die je in de klas hebt. Ik kan mijn zusjes hier wel in ondersteunen, maar had daar zelf geen voorbeeld in.’ 

Evelien: ‘Ja, als je weet dat mensen daar later tegenaan lopen kan je daar in de jongere jaren al iets mee doen natuurlijk. Is daarin het contact met andere jongeren die doof of slechthorend zijn ook belangrijk?’ 

Marissa: ‘Ja. Ik heb eerst op een dovenschool gezeten en ging in groep zes naar een reguliere basisschool. Ik heb nog wel contact met sommigen, maar je maakt ook nieuwe vrienden. Dat speelt ook een rol.’ 

Evelien: ‘En als we kijken naar de jonge kinderen? Wat moet ik daarbij in de gaten houden?’ 

Marissa: ‘Ik heb stage gelopen bij de Knipoog, een behandelgroep voor dove en slechthorende peuters . Sommige kinderen daar gingen daarna naar een reguliere school. Ik merkte dat ouders daar veel vragen over hadden: hoe kunnen we dit doen en wat zijn de consequenties van die keuze? Voorlichting aan ouders is belangrijk, maar ook voorbereiding voor de kinderen. Er wordt op de Knipoog  met de kinderen rollenspellen rondom identiteit gedaan, maar dat mag echt nog vaker.’ 

Evelien: Hoe vind je het eigenlijk, dat je mijn inspiratiebron bent en onderwerp van mijn onderzoek?’ 

Marissa: ‘Inmiddels is het wel normaal geworden voor mij. Om eerlijk te zijn vind ik het juist best bijzonder dat ik een familielid heb dat zich zo erg inzet voor doven en slechthorenden. Het is fijn om iemand dichtbij me te hebben staan die dit doet. Dat wil ik je ook wel meegeven voor de komende vijf jaar. Of eigenlijk, voor altijd. Blijf je met veel passie en enthousiasme inzetten voor kinderen die doof of slechthorend zijn. Ik hoop echt dat je dat blijft doen. ‘ 

Evelien: ‘Nou, dat kan ik je beloven. Dat blijf ik zeker doen!’